Er zijn 63 toeschouwers online.
Beste clubgenoten;
In deze bizarre tijd wil ik – mocht men zich vervelen – nog een keer een terugblik werpen op mijn actieve loopbaan als lid van VCK. Periode 1948 – 1968. Het zal niemand verbazen dat dit artikel een groot IK – gehalte heeft, maar daar ontkom ik deze keer niet aan. Ik tracht in deze editie weer te geven hoe ik mijn voetbaltijd beleefd en ervaren heb. Historie heeft me altijd geboeid! Vandaar.
Het begin.
Op de oprichtingsvergadering juli 1948 telde ik 12 jaar en afgerond 9 maanden. Met een aantal leeftijd- en klasgenoten begon mijn voetbalcarrière in een juniorencompetitie B. Het vervoer geschiedde per fiets en dhr, Vergers - toen bekend van de knapenvereniging (= CJMV ) van de NED. Hervormde Kerk was onze vaste begeleider. Voor ons een vertrouwd persoon. Het tweede jaar werd succesvol afgerond met een kampioenschap. Tijdens een verlaat diner van het eerste team – wegens het behaalde kampioenschap - werd ons in Hotel Walcheren een ingelijste foto aan spelertjes en reserves overhandigd. We waren de eerste juniorenkampioenen van VCK geworden. Slechts drie van genoemd team zouden ooit een plek in het eerste team veroveren.. Naast ondergetekende was dat Kees Roose (bijnaam: Keesje Beer) en Ko van der Heijden ( bijnaam : Ko Bouillon) beiden woonachtig op het Dorpsplein.
Drie jaar heb ik in de junioren B gespeeld, mede doordat ik in september jarig ben en daardoor met enkele anderen ( o.a. Herman Kesteloo, Frans Melse , Bart Brasser Mzn )leeftijdsdispensatie kreeg. In dat laatste jaar zag ik jongere spelers in het elftal verschijnen, o.a:. Piet Hollebrandse, Piet de Potter, Charles Palmkoek, Pauw de Witte, Adje Kokelaar, Piet Maupauw en Cees Stroo ( Johannuszoon) ( toen een aanstormend talent, die enige jaren later door een conflict met de voorzitter van de elftalcommissie voorgoed vertrok naar V.V.Vlissingen en daar jaren in het eerste elftal heeft gespeeld. !!!!!!) Menig Koukerkenaar heeft ‘s zondags aan de Irislaan genoten van zijn spel!!
Keuring!
Tevens herinner ik me dat we als lid van een sportclub werden opgeroepen voor een zgn. sportkeuring. Daar werden we naast wat knie- buig- en strekoefeningen ook – en dat was voor ons iets nieuws – bloeddruk en longinhoud - gemeten. Als junior blies ik boven gemiddeld qua longinhoud. Kwam dat doordat we in tijd veel paalhoofden zwommen op het strand van Dishoek en ook veel gebruik maakten van de fiets? En is het dan tevens verklaarbaar dat de eerste fietsrondes van Kouderkerke voor gewone rijwielen op naam staan van ondergetekende????? De eerste wedstrijd rond de kerk (Dorpsplein) en de tweede – begeleid door een gloednieuwe Matchless ( motor) van Nico Kesteloo – door de Tramstraat -Kerkhoflaan- Beatrixlaan – Brouwerijstraat -Dorpsplein???? Het zomaar kunnen. Het was voor mijn vader”( slager van beroep) langs het parcours de gelegenheid gratis reclame te voeren door luidruchtig roepen als Jantje voorbij flitste:” Vlees is kracht” ,vlees is kracht”!! Ko ging zelfs zover om mij een wielrennersfiets aan te bieden in de hoop dat ik de Tour t.z.t in zou gaan. Ik heb maar voor zekerheid gekozen en mijn studie aan de Kweekschool verder voltooid. En dat is me goed bevallen. Na dit intermezzo terug naar het balletje.
Na mijn B- juniorenperiode werk ik werkelijk voor de leeuwen geworpen en kreeg ik meteen een plaats : linkshalf - in de hoofdmacht. Daar speelden ruwweg tienjaar oudere spellers zoals, Piet de Jonge, Jan Luteijn, Chris Flipse en broer Ko. Een overgang om nooit te vergeten. Het speelde zich af op het veld aan de Vlissingse straat op een weiland van Joost Vos. ( Huidig volkstuincomplex t.o. Intratuin ). Een andere voetbalwereld ging voor me open. Met name de wedstrijd tegen Arnemuiden met Klaas Poortvliet, Ceesje Meerman, Jaap de Ridder en Sjors ??? in hun midden staat in mijn geheugen gegrift. Als broekie indrukkend wekkend. Zie je maar staande te houden tegen dat machtsgeweld? Blijkbaar is het me toch gelukt in de ogen van de Elftalcommissie ( T.C. ), want tot mijn dertigste maakte ik deel van het eerste elftal. Zelf heb je – en zeker in die tijd - in dit stadium nauwelijks iets in te brengen en werd ik door broer Ko hoofdzakelijk gecoacht. Een aantal jaren vormden we samen het linker verdedigingsblok van VCK 1. Door blessureleed werd de samenwerking verbroken.
Blessures.
Voorop gesteld: Sportbeoefening in de aanvangsfase was voor eigen risico. Dat heeft broer Ko met name ondervonden, maar daar straks meer over. Doordat er in de beginfase in de Zeeuwse voetbalwereld vaak op weilanden werd gespeeld, was de kans op enkel- en knieblessures groot. Van een geplaveide grasmat was geen sprake. Vaak hobbelig en bultig, soms woestijnachtig, dan weer een modderpoel. Pas na gemeentelijke bemoeienis – omstreeks 1955 - verbeterde de kwaliteit van de velden aanmerkelijk.
Voor die tijd waren diverse spelers voor de aanvang van de wedstrijd bezig met aanbrengen van elastische zwachtels , enkel -en kniekousen. Een “wondermiddel” in die tijd was.de zgn; INFRAPHIL. Een speciale lamp uit de bekende lampenstad die voornamelijk ingezet werd voor de behandeling van enkelblessures. Bestraling met roodlichtgevende lamp versnelde het genezingsproces aanmerkelijk en werd derhalve vaak gebruikt.
Ook het slechte onderhoud van de schoenen – niet tijdig de spijkers van de noppen bijvijlen of doorslaan op de leest – vormde een groot gevaar voor de tegenstander. Menig kous of zelfs het scheenbeen werden de dupe van aanvallen van “katachtige spijkernagels”! Pijnlijk! !Kapotte kousen was nog het gunstigst.
Kon men zich wel verzekeren??? Ja, dat was mogelijk, maar de te betalen premie was afhankelijk van het beroep wat iemand uitoefende. Zeg maar: hoe groter de risicofactor, hoe hoger de premie. Nu was broer Ko in die tijd loonslachter op het abattoir in Vlissingen. Daar werd met schietmaskers, hak – en steekmessen gewerkt, Een hoog risicofactor dus en derhalve een navenante premie. Hij werd vergeleken met circusartiesten. Dus: broer zag ervan zich te verzekeren. En dan slaat het noodlot toe.
Tijdens een Paastoernooi in Domburg raakt Ko in een scrimmage dusdanig geblesseerd dat hij per brancard afgevoerd wordt naar het ziekenhuis, waar gescheurde kniebanden worden vastgesteld. Pas getrouwd -wonend in de Welle naast olieman Ko Sturm - volgt een langdurige revalidatie. Zonder inkomen. Menig kaartje is er in die tijd gelegd om de tijd te doden. Maar zijn inkomen stond stil en tevens betekende dit einde carrière in VCK 1.
Een jaar later verhuisde hij naar zijn en ook mijn geboortehuis hoek Biggekerkse straat/Korte Weegje. (thans hoek Schuttestraat/Middelburgse straat ) Frituur John!!!. Als verenigingsman legde hij zich toe op de voetbal- toto. Elke zondag controleerde hij één van de in drievoud ingeleverde formulieren of er in Koudekerke een prijs was gevallen. De welbekende stem van Frits van Turenhout ( nul-nul) werd aandachtig gevolgd. Dokter Sloos was destijds een van de gelukkige winnaars die een leuke prijs in de wacht sleepte en als beloning voor het vele totowerk werden Ko en Lena gefêteerd op een welbekende boulevardfoto van fotograaf Dert. De formulieren moesten vrijdagsavonds altijd ingeleverd zijn. Eén keer moest hals over kop de zitting verplaatst worden naar het naast gelegen schuurtje, want gezinsuitbreiding diende zich aan. Janneke werd geboren.
Inmiddels – anno 1957 - had ik na mijn studie-afronding een baan aan de openbare school in de gemeente Tholen – stad aanvaard. Door mij vijf jaar aan die locatie te verbinden, hoefde ik mijn dienstplicht niet verder te vervullen. Tien dagen militaire-opleiding in de Frederik Hendrikkazerne in Venlo was daardoor voldoende. Over een vlotte soldatenopleiding gesproken????? Maar het had ook een keerzijde. In mijn vak kon ik mijn energie en mijn drive kwijt, maar met het levensklimaat in het stadje had ik grote moeite. Het weekend in het Walcherse was dan ook een verademing en tevens kon ik blijven voetballen. Frappant in deze is toch wel te vermelden dat er op een bepaald moment een vriendschappelijke wedstrijd Tholense Boys – VCK is georganiseerd. De herinnering aan hoe deze ontmoeting tot stand kwam staat me niet meer helder voor de geest. Het blijft bij de constatering en wellicht bij een sturende informatieve rol mijnerzijds.
De meestaansprekende jaren met VCK beleefde ik vanaf 1958 tot en met 1965. Drie maal een kampioenschap en het veroveren van de Beker in Kapelle waren hoogtepunten in die succesvolle jaren. Een elftal, qua leeftijd geen grote verschillen - allen zo rond de 25 jaar – en mooi in balans wat ervaring en kwaliteiten betreft. Een team met een magisch vierkant - d,w,z: half -en binnenspelers ( Toon Smid – Piet Hollebrandse – Jan Harpe en schrijver dezes) , dat vaak dominant op middenveld was en zo de basis legde voor een overwicht, wat uiteindelijk resulteerde in doelpunten en daarmee ook overwinningen .In die zelfde tijd mocht ik de fictieve aanvoerdersband dragen. Indien nodig probeerde ik wat sturend te zijn door een aanwijzing te geven die het wedstrijdverloop gunstig kon doen verlopen. De penalty’s nam ik voor mijn rekening (schijnbeweginkje), tenzij ik niet in de wedstrijd zat; dan vroeg ik een ander. Maar dat was zelden.
Aan gekanker had ik een bloedhekel. Het gebeurde een keer in een wedstrijd tegen Veere. Ons spel liep van geen kanten. Dat was voor één speler van ons om vreselijk te gaan kankeren. Dat tolereerde ik niet en maakte in niet mis te verstaande woorden dat ik op deze wijze liever met tien man verder ging. Dat begreep hij gelukkig. Wellicht herinnert hij zich dat nog.
De wedstrijd die het meest in mijn brein staat gegrift is de beslissingswedstrijd in 1963 op het veld van Serooskerke om het kampioenschap tegen aartsvijand De Meeuwen. Het betekende tegelijkertijd promotie naar de vierde klas KNVB. In mijn beleving de beste wedstrijd die ooit in al die jaren gespeeld heb.
Slechts twee jaar heeft het verblijf in die klasse geduurd en degradatie was het gevolg. We schrijven dan inmiddels 1965. Er lonkten andere zaken. Ik ging een trainerscursus in Goes volgen. Bram de Smit – een voetbal icoon uit Vlissingen – was de docent voor het echte voetbalwerk en dokter Stumphius – welbekend van de werking van asbeststof – nam het EHBO gedeelte voor zijn rekening. Na het in de wacht slepen van het fel begeerde diploma ging ik me met de jeugd van VCK bemoeien en nam tevens zitting in de T.C. Met de komst van Piet Baart als trainer veranderde de opzet van de trainingen aanmerkelijk en zijn invloed op de opstelling der elftallen was van essentieel belang. Er ging een verfrissende wind waaien binnen de gelederen van VCK.
In augustus 1967 stond ik met mijn toekomstige vrouwtje op de rode loper van het stadhuis van Vlissingen tussen een haag van junioren van VCK en gymnasiasten Astrow ( Souburgse gymnastiekvereniging). Jan en Piet Brasser, Bas Paauwe, Johan Boone, Jan Luteijn jr. Sjaak Roose waren er onder andere getuigen. Een bijzonder moment.
Twee jaar later – na de geboorte van twee spruiten , waarvan de laatste veel zorg en toewijding eiste – kwam de betrokkenheid met het voetbalgebeuren onder druk te staan. De keus voor mijn gezin prevaleerde in dit geval. Vanaf dat moment volgde ik de VCK – ontwikkelingen op afstand via de media. Tot zover mijn memoires en zielenroerselen.
Inmiddels ben ik – wel is waar in een andere gedaante – weer een flink aantal jaren terug op het vertrouwde nest en hoop op mijn manier toch nog een bijdrage te leveren aan het wel en wee van mijn cluppie.
Hopelijk tot spoedig ziens op de Stoofwei.
Old-timer: J.W